Bespreking artikel: “De controversiële standpunten van Oxfordeconoom Paul Collier” uit “De Morgen Zeno” (zaterdageditie van 3/11/07) van Rudi Rotthier
Paul Collier is directeur van het Centrum voor de Studie van Afrikaanse Economieën en voormalig directeur van ontwikkelingsonderzoek bij de Wereldbank. In dit uitgebreide artikel geeft de econoom tekst en uitleg over zijn nieuwste boek: “The Bottom Billion” waarin hij argumenteert dat het toch niet zo slecht gaat met de ontwikkeling van de (Derde) wereld, en dat “slechts” 1 miljard mensen zich in landen bevinden die geteisterd worden door structurele armoede. Ontwikkelingsprojecten en dergelijke moeten zich dan ook op deze Bottom Billion concentreren en zich niet meer inlaten met bijvoorbeeld projecten in India, want “India is nu rijk genoeg om zich zelf om zijn armen te bekommeren”. Hoewel capaciteit en intentie om te handelen niet hetzelfde zijn, is het wel zo dat er voor kinderen in India door de groeiende economie meer hoop is dan voor kinderen in Congo of Laos. Hij zegt ook dat door de inspanningen te blijven verdelen over “5 miljard mensen” de onderste groep nagenoeg niets krijgt. Concentratie van middelen en fondsen op een beperkt aantal gebieden kan inderdaad een middel zijn om structurele oplossingen te creëren in plaats van enkel als pleister op de wonde te ageren. De structurele problemen waarin deze (volgens Collier 58) landen bevinden, hebben vooral te maken met gewapend conflict, grondstoffen, isolatie en slecht bestuur, volgens hem. We kunnen inderdaad meer dan een dozijn landen bedenken met die problemen en weinig landen met structurele armoede die hiermee niet te kampen heeft gehad. De vraag is alleen of er geen oorzaak-gevolg verwarring is: is conflict en corruptie een oorzaak of net het gevolg van de economische toestand en praktijken? Maar in mijn opinie wil hij vooral benadrukken dat deze elementen ontwikkeling blokkeren en de penibele economische situatie en armoede voeden. Veelal zijn deze aspecten ook verbonden: neo-patrimonialisme, guerrilla’s in de periferie, roofeconomie van de overheid of rebellen,… De verderzetting van conflict kan zelfs (economisch) in het voordeel zijn van bepaalde groepen in het land. Collier pleit dan ook voor harde maatregelen: militaire interventies.
Een hoogst merkwaardige uitspraak voor een econoom natuurlijk, maar volgens hem is de precaire veiligheidstoestand één van de belangrijkste oorzaken van de achterstand op het vlak van ontwikkeling. Vredesoperaties zouden deze regio’s kunnen stabiliseren en voor een klimaat zorgen waarin ontwikkeling mogelijk is. Beschuldigingen van neo-kolonialisme en neo-imperialisme bij deze interventies legt hij naast zich neer: mensen als Mugabe spreken niet voor Afrika of voor hun volk, maar vooral uit eigenbelang. Maar volgens hem is de grootste terughoudendheid te vinden in Europa: het soevereiniteitsprincipe en de onwil om zich met deze gevaarlijke taken in te laten, zijn volgens Collier de belangrijkste oorzaken hiervan. Je kan natuurlijk kiezen waar je prioriteiten liggen: het Westfaalse statensysteem of mensenrechten/mensenlevens. Persoonlijk vind ik het soevereiniteitsprincipe niet absoluut heilig. Zonder het te hebben over opleggen van een alternatief politiek of economisch systeem of het bewerkstelligen van een regimewissel, kan een bevolking of een deel ervan bescherming of levensnoodzakelijke middelen nodig hebben, waarin de staat nalaat te voorzien of zelfs oorzaak van is, waardoor aanspraken op soevereiniteit twijfelachtig worden. Een standpunt dat ook gedeeld wordt door de VN in haar “Responsibility to protect” document. Naast de kwestie van soevereiniteit en de onwil tot actie, zijn er echter nog redenen om niet meteen de kaart van militaire interventies te trekken. Zonder twijfel gaat Collier wat kort door de bocht.
De kwestie van fundamentele veranderingen “op te leggen” aan dit soort landen, dient met een grotere omzichtigheid te worden benaderd. Het is misschien vrij Eurocentrisch ( of meer uit “westers” perspectief) en paternalistisch om bijvoorbeeld Afrikaanse landen, waarvan nog steeds velen dictaturen, afwezigheid van staten, militaire regimes, … zijn, naar democratisch model te willen omvormen en onze waarden en normen te willen opleggen, maar of, ten eerste, westerse staten daar zelf zoveel voordeel uithalen om dit (neo-)imperialisme te noemen en, ten tweede, dit zozeer in het nadeel is van de plaatselijke bevolking, is toch twijfelachtig. Structurele aanpassingen in het politiek en economisch systeem kunnen echter in sommige (met nadruk op sommige) gevallen nodig zijn om mensenrechten schendingen, conflicten of erbarmelijke toestanden in de toekomst te vermijden. Deze hervormingen kunnen het herstel van autonomie en soevereiniteit herstellen en voor de toekomst veiligstellen.
De wereld, met de ontwikkelingslanden voorop, eigenhandig en vanuit westers perspectief willen veranderen is echter gevaarlijk, moreel verkeerd en vaak contraproductief. Veranderingen aanmoedigen op het vlak van mensenrechten en politiek-sociale rechten van de bevolking en daarboven optreden als scheidsrechter om strijdende partijen uit elkaar te houden zal vaak noodzakelijk blijken om de “Bottom Billion” in een betere levensstandaard te voorzien. Naar mijn mening is deze visie ook Collier genegen. Hierbij zijn dan ook een wijd gamma aan middelen nodig, gaande van ontwikkelingshulp tot diplomatieke maatregelen, die hopelijk militaire interventies in de toekomst kunnen vermijden. Hoewel Collier vrij sceptisch staat ten aanzien van ontwikkelingshulp, is hij zeker geen tegenstander van het concept, maar pleit hij toch voor meer controle en toezicht, en moedigt hij troepenmachten in probleemgebieden aan om stabiliteit te creëren die op zijn beurt ontwikkeling kan op gang trekken. Dit kwistig omspringen met militaire macht zou zeker als bedreiging worden aanzien voor vele staatshoofden. De eventuele samenkoppeling van deze troepen met een idee van hervormingsbeleid zou daarenboven gelijkstaan met het installeren van kolonialisme om de fouten van de vorige koloniale periode ongedaan te maken, een notie die Collier trouwens ontkent (“armoede is het gevolg van een slechte economie, niet van de koloniale tijd”). Hulp bieden is één ding, beslissingen en veranderingen maken voor een ander land is iets compleet anders. Humanitaire interventies moeten en mogen enkel gebruikt worden om de ergste excessen te stoppen. Dat dit niet altijd het geval is, staat buiten kijf. Andere belangen zullen bij heel wat staten (ook) centraal staan bij de keuze voor een interventie of net niet. Hoewel individuele staten hier meer vatbaar voor zijn, zijn multilaterale acties geen garanties voor morele rechtvaardigheid. Ook de VN veiligheidsraad, waarbij de permanente leden met conflicterende belangen te maken hebben, is vaak besluitloos of verdeeld over dit soort kwesties. Alleen een nieuw internationaal orgaan, die criteria oplegt voor interventies; de voorwaarden en het handelen op het terrein, die strikte doelstellingen voorschrijft en controle uitvoert, kan militaire interventies in probleemgebieden terug humanitair maken. Dat dit in een wereld van internationale wantrouw, realpolitiek en financieel-politieke allianties eerder wishful thinking is, kan moeilijk ontkend worden.
Van Nijverseel Gerrit
Paul Collier is directeur van het Centrum voor de Studie van Afrikaanse Economieën en voormalig directeur van ontwikkelingsonderzoek bij de Wereldbank. In dit uitgebreide artikel geeft de econoom tekst en uitleg over zijn nieuwste boek: “The Bottom Billion” waarin hij argumenteert dat het toch niet zo slecht gaat met de ontwikkeling van de (Derde) wereld, en dat “slechts” 1 miljard mensen zich in landen bevinden die geteisterd worden door structurele armoede. Ontwikkelingsprojecten en dergelijke moeten zich dan ook op deze Bottom Billion concentreren en zich niet meer inlaten met bijvoorbeeld projecten in India, want “India is nu rijk genoeg om zich zelf om zijn armen te bekommeren”. Hoewel capaciteit en intentie om te handelen niet hetzelfde zijn, is het wel zo dat er voor kinderen in India door de groeiende economie meer hoop is dan voor kinderen in Congo of Laos. Hij zegt ook dat door de inspanningen te blijven verdelen over “5 miljard mensen” de onderste groep nagenoeg niets krijgt. Concentratie van middelen en fondsen op een beperkt aantal gebieden kan inderdaad een middel zijn om structurele oplossingen te creëren in plaats van enkel als pleister op de wonde te ageren. De structurele problemen waarin deze (volgens Collier 58) landen bevinden, hebben vooral te maken met gewapend conflict, grondstoffen, isolatie en slecht bestuur, volgens hem. We kunnen inderdaad meer dan een dozijn landen bedenken met die problemen en weinig landen met structurele armoede die hiermee niet te kampen heeft gehad. De vraag is alleen of er geen oorzaak-gevolg verwarring is: is conflict en corruptie een oorzaak of net het gevolg van de economische toestand en praktijken? Maar in mijn opinie wil hij vooral benadrukken dat deze elementen ontwikkeling blokkeren en de penibele economische situatie en armoede voeden. Veelal zijn deze aspecten ook verbonden: neo-patrimonialisme, guerrilla’s in de periferie, roofeconomie van de overheid of rebellen,… De verderzetting van conflict kan zelfs (economisch) in het voordeel zijn van bepaalde groepen in het land. Collier pleit dan ook voor harde maatregelen: militaire interventies.
Een hoogst merkwaardige uitspraak voor een econoom natuurlijk, maar volgens hem is de precaire veiligheidstoestand één van de belangrijkste oorzaken van de achterstand op het vlak van ontwikkeling. Vredesoperaties zouden deze regio’s kunnen stabiliseren en voor een klimaat zorgen waarin ontwikkeling mogelijk is. Beschuldigingen van neo-kolonialisme en neo-imperialisme bij deze interventies legt hij naast zich neer: mensen als Mugabe spreken niet voor Afrika of voor hun volk, maar vooral uit eigenbelang. Maar volgens hem is de grootste terughoudendheid te vinden in Europa: het soevereiniteitsprincipe en de onwil om zich met deze gevaarlijke taken in te laten, zijn volgens Collier de belangrijkste oorzaken hiervan. Je kan natuurlijk kiezen waar je prioriteiten liggen: het Westfaalse statensysteem of mensenrechten/mensenlevens. Persoonlijk vind ik het soevereiniteitsprincipe niet absoluut heilig. Zonder het te hebben over opleggen van een alternatief politiek of economisch systeem of het bewerkstelligen van een regimewissel, kan een bevolking of een deel ervan bescherming of levensnoodzakelijke middelen nodig hebben, waarin de staat nalaat te voorzien of zelfs oorzaak van is, waardoor aanspraken op soevereiniteit twijfelachtig worden. Een standpunt dat ook gedeeld wordt door de VN in haar “Responsibility to protect” document. Naast de kwestie van soevereiniteit en de onwil tot actie, zijn er echter nog redenen om niet meteen de kaart van militaire interventies te trekken. Zonder twijfel gaat Collier wat kort door de bocht.
De kwestie van fundamentele veranderingen “op te leggen” aan dit soort landen, dient met een grotere omzichtigheid te worden benaderd. Het is misschien vrij Eurocentrisch ( of meer uit “westers” perspectief) en paternalistisch om bijvoorbeeld Afrikaanse landen, waarvan nog steeds velen dictaturen, afwezigheid van staten, militaire regimes, … zijn, naar democratisch model te willen omvormen en onze waarden en normen te willen opleggen, maar of, ten eerste, westerse staten daar zelf zoveel voordeel uithalen om dit (neo-)imperialisme te noemen en, ten tweede, dit zozeer in het nadeel is van de plaatselijke bevolking, is toch twijfelachtig. Structurele aanpassingen in het politiek en economisch systeem kunnen echter in sommige (met nadruk op sommige) gevallen nodig zijn om mensenrechten schendingen, conflicten of erbarmelijke toestanden in de toekomst te vermijden. Deze hervormingen kunnen het herstel van autonomie en soevereiniteit herstellen en voor de toekomst veiligstellen.
De wereld, met de ontwikkelingslanden voorop, eigenhandig en vanuit westers perspectief willen veranderen is echter gevaarlijk, moreel verkeerd en vaak contraproductief. Veranderingen aanmoedigen op het vlak van mensenrechten en politiek-sociale rechten van de bevolking en daarboven optreden als scheidsrechter om strijdende partijen uit elkaar te houden zal vaak noodzakelijk blijken om de “Bottom Billion” in een betere levensstandaard te voorzien. Naar mijn mening is deze visie ook Collier genegen. Hierbij zijn dan ook een wijd gamma aan middelen nodig, gaande van ontwikkelingshulp tot diplomatieke maatregelen, die hopelijk militaire interventies in de toekomst kunnen vermijden. Hoewel Collier vrij sceptisch staat ten aanzien van ontwikkelingshulp, is hij zeker geen tegenstander van het concept, maar pleit hij toch voor meer controle en toezicht, en moedigt hij troepenmachten in probleemgebieden aan om stabiliteit te creëren die op zijn beurt ontwikkeling kan op gang trekken. Dit kwistig omspringen met militaire macht zou zeker als bedreiging worden aanzien voor vele staatshoofden. De eventuele samenkoppeling van deze troepen met een idee van hervormingsbeleid zou daarenboven gelijkstaan met het installeren van kolonialisme om de fouten van de vorige koloniale periode ongedaan te maken, een notie die Collier trouwens ontkent (“armoede is het gevolg van een slechte economie, niet van de koloniale tijd”). Hulp bieden is één ding, beslissingen en veranderingen maken voor een ander land is iets compleet anders. Humanitaire interventies moeten en mogen enkel gebruikt worden om de ergste excessen te stoppen. Dat dit niet altijd het geval is, staat buiten kijf. Andere belangen zullen bij heel wat staten (ook) centraal staan bij de keuze voor een interventie of net niet. Hoewel individuele staten hier meer vatbaar voor zijn, zijn multilaterale acties geen garanties voor morele rechtvaardigheid. Ook de VN veiligheidsraad, waarbij de permanente leden met conflicterende belangen te maken hebben, is vaak besluitloos of verdeeld over dit soort kwesties. Alleen een nieuw internationaal orgaan, die criteria oplegt voor interventies; de voorwaarden en het handelen op het terrein, die strikte doelstellingen voorschrijft en controle uitvoert, kan militaire interventies in probleemgebieden terug humanitair maken. Dat dit in een wereld van internationale wantrouw, realpolitiek en financieel-politieke allianties eerder wishful thinking is, kan moeilijk ontkend worden.
Van Nijverseel Gerrit
Geen opmerkingen:
Een reactie posten