De auteur van dit artikel, Alex de Waal, is in zijn hoedanigheid als onderzoeker, schrijver en activist m.b.t. Afrikaanse zaken, goed vertrouwd met de problematiek van humanitaire interventie, in het bijzonder in de Afrikaanse context. In 1992 nam hij ontslag bij Human Rights Watch toen deze mensenrechtenorganisatie openlijk de interventie van de Amerikaanse overheid in Somalië steunde. Momenteel is hij verbonden aan de universiteit van Harvard in het kader van het ‘Global Equity Initiative’. Hij is daarnaast ook directeur van de ‘Social Science Research Council program on AIDS and social transformation’. Tot slot is hij ook nog directeur van ‘Justice Africa’ in Londen.
In eerste instantie tracht Alex de Waal in hoger vermeld artikel het concept van humanitaire interventie - en zijn jongste broertje, het concept van ‘responsibility to protect’ (R2P) - te kaderen binnen het internationale recht en in verband te brengen met het gangbare ethische principe van de zogenaamde ‘just war’ of ‘rechtvaardige oorlog’. Vervolgens zal hij aan de hand van concrete praktijkvoorbeelden het al dan niet succes van humanitaire interventie en de problemen die daarbij komen kijken toelichten. Tot slot zal de Waal besluiten dat men humanitaire militaire interventie niet mag verwarren met andere gerelateerde begrippen en moet het steeds duidelijk zijn dat pleiten voor een humanitaire militaire interventie, hoe men het ook draait of keert, in feite steeds neerkomt op een roep om een – soms weliswaar ‘rechtvaardige’ – oorlog.
(…) perhaps because of the implication that ‘humanitarian’ actions are above criticism, and because the reality of war is clouded by the euphemism ‘intervention’, there has been too little comparative and historical analysis of the topic. Still less have recent humanitarian interventions been studied as instances of aggressive war - albeit arguably “just war”.
In het verlengde van dit alles wordt momenteel binnen de internationale gemeenschap en de Verenigde Naties druk gedebatteerd over de nieuwste creatie binnen de familie van de humanitaire interventies. Met het zogenaamde principe van ‘Responsibility to Protect’ (R2P) (cfr. infra) lijkt een nieuw hoofdstuk geschreven te worden en is het moment aangebroken om de voorwaarden waaraan voldaan moet worden om van een rechtmatig humanitaire interventie te kunnen spreken, vast te leggen en te codificeren. In het debat komen enerzijds uitgebreid de plichten van een soevereine staat m.b.t. tot de bescherming van de rechten van zijn onderdanen aan bod en – in geval een staat deze rechten niet kan of wil beschermen – anderzijds de houding dewelke de internationale gemeenschap dient aan te nemen. Meer in het bijzonder staat de vraag centraal welke de al dan niet interveniërende rol van de internationale gemeenschap kan/moet zijn in het geval bepaalde staten hun ‘verantwoordelijkheid om te beschermen’ niet kunnen/willen waarmaken (het mag alvast wel duidelijk zijn dat dit dan gaat over interventie in kleinere landen; er is geen twijfel mogelijk dat interventie in Tsjetsjenië, Tibet of andere conflicten waarbij grootmachten betrokken zijn, uitgesloten is). De Waal wijst in dit verband evenwel terecht op het feit dat de ware aard van een effectieve (militaire) humanitaire interventie (in relatie tot bijv. een klassieke peacekeeping operatie) niet uit het oog verloren mag worden:
There is no such thing as humanitarian military intervention distinct from war or counterinsurgency. Intervention and occupation should not be confused with classic peacekeeping, which is difficult enough even with a ceasefire agreement and the consent of the parties. If we want an intervention to overthrow a tyranny, protect citizens from their own government, or deliver humanitarian aid during an ongoing conflict, we should be honest with ourselves - we are arguing for a just war. And if we wish to make this case, let us be clear that the war is political (and must be very smartly political to succeed); that military logic will dictate what happens (including probable escalation and various unpredictable factors); and that it will entail bloodshed including the killing of innocent people.
In zijn artikel haalt de Waal een heel aantal voorbeelden uit de jaren ’90 aan die de moeilijkheden en problemen in de praktijk van de humanitaire interventie kunnen illustreren. Aangezien zulke voorbeelden in het kader van deze blog meermaals ter sprake kwamen/komen, zal ik in het kader van deze bijdrage niet uitgebreid op ingaan, maar ze toch even kort aanraken:
- De organisatie van een ‘safe-haven’ in Iraaks Koerdistan na het einde van de eerste golfoorlog: hoewel deze operatie enerzijds humanitair van aard was – de operatie beschermde effectief de Koerden tegen aanvallen en gaf hen bovendien enige politieke ruimte –, mag anderzijds het belang van bepaalde betrokken partijen ook niet uit het oog verloren worden. De interventie voorkwam dat Turkije (een NAVO-lidstaat) honderdduizenden Koerdische vluchtelingen diende op te vangen. Ook mag het zeer duidelijk zijn dat deze interventie volledig in het kader van de militaire en politieke campagne van de VS tegen het regime van Sadam Hoessein gezien moet worden.
- Operatie ‘Restore Hope’ in Somalië: aanvankelijk werd deze operatie (met VN goedkeuring) opgezet vanuit een strikt humanitair oogpunt. De dunne scheidingslijn tussen een humanitaire interventie en een militaire interventie zou echter snel blijken toen een aantal Black Hawk helikopters van het Amerikaanse leger werden neergeschoten. Snel na deze gebeurtenissen werd de beslissing genomen over te gaan tot een grootschalige militair ingrijpen (in VN kader). Op het moment dat deze beslissing genomen werd, kwam er echter eveneens een eind aan het humanitaire karakter van de interventie.
- Het fiasco in het kader van de Rwandese genocide in 1994: dit geval is volgens de Waal complexer dan de voorgaande gevallen. Hoewel de VN commandant Dallaire er in Kigali in slaagde een paar duizend Tutsi’s te redden van een gewisse dood, had hij met het juiste mandaat en meer troepen misschien veel meer kunnen bereiken. Echter, de roep van velen om te interveniëren om zowel de slachtingen als de oorlog te stoppen, zou volgens de Waal – indien zulk een grootschalige interventie effectief plaatsgevonden zou hebben – misschien wel eens een pervers contraproductief effect gehad kunnen hebben. Immers, net het snelle oprukken van de ‘rebellen’ van het ‘Rwandese Patriottische Front’ leidde ertoe dat de massamoorden geleidelijk aan verminderden en stopten. De goedkeuring van een VN resolutie die tot een staakt-het-vuren zou oproepen zou, net door het afremmen van deze opmars, het perverse effect kunnen hebben dat het de massamoorden ongewild zou verlengen.
- Operatie ‘Turquoise’ van Frankrijk gedurende de laatste dagen van de genocide in Rwanda: Frankrijk bekwam een VN resolutie die een zogenaamde humanitaire operatie in West-Rwanda goedkeurde. Echter, de ware aard van de operatie was relatief doorzichtig; i.p.v. humanitair van aard was de operatie een ultieme politieke daad van Frankrijk om middels deze resolutie een stuk grondgebied te vrijwaren voor het genocidale regime dat ondertussen in volledig diskrediet geraakt was in de internationale gemeenschap (cfr. het ingrijpen van Frankrijk in Oost-Congo en de rol van Frankrijk in het uitbreken van de oorlog in Oost-Congo).
- De oorlog in Bosnië en later in Kosovo: oorspronkelijk besloot de NAVO in te grijpen zonder VN goedkeuring (later zou deze evenwel in min of meerdere mate volgen). In beide gevallen was het immers snel duidelijk dat de politieke belangen (nabijheid van het conflict, veiligheid, etc.) de wettelijke obstakels ver achter zich zouden laten. Als het er op aankomt primeert de politiek dus nog steeds overduidelijk op de internationale wetgeving. Ondanks humanitaire debacles als dat van Srebrenica, stelt de Waal dat operaties als die in Bosnië en Kosovo als voorbeeld genomen kunnen worden van interventies met een ‘meer positieve uitkomst’ (want de oorlog kwam in beide gevallen tot een einde). Zoals de Waal citeert was de uiteindelijke uitkomst volgens de Bosnische president Izetbegovic niet rechtvaardig, maar in ieder geval “(…) more just than continuing the war”. De Waal gaat verder: “The bombing was, in short, an act of war (politics by other means) that succeeded in bringing about a better (or at least less bad) state of affairs.”
Let us be very wary of developing any doctrine for humanitarian intervention. Any principle of intervention can readily be abused - as by the French in central