Welkom iedereen!

Het doel van deze blog is een realistisch, genuanceerd - misschien zelfs ontnuchterend - beeld te schetsen van de internationale dynamiek die vandaag de dag plaats vindt onder het vaandel van mensenrechten, democratie, vrijheid en zo meer.

Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog en belangrijker nog, de dekolonisatiebeweging die daarop volgde, lijkt de uitbreidingsdrang van de grote mogendheden voorgoed voorbij te zijn. Op het eerste zicht lijkt het wel of het imperialisme van de 19e en eerste helft van de 20ste eeuw plaats maakten voor humanitaire en ontwikkelingshulp, het promoten en ondersteunen van democratische bewegingen, (internationale) bescherming van sociale en mensenrechten. De nadruk wordt telkens weer op het belang van allerhande vrijheden gelegd (vrijheid van meningsuiting, van vergadering, kortom van quasi alle denken en doen). Deze goede bedoelingen zouden moeten blijken uit onder andere ongebonden voedselhulp, gunstige handelsvoorwaarden, kapitaalvoordelen, tot het - soms zelfs gewapend - optreden tegen dictaturen van allerlei pluimage.

Maar klopt het wel dat zulke acties oprecht gebeuren vanuit een humanitaire overweging? Wordt voedselhulp misschien gebruikt om productieoverschotten te dumpen, ontwikkelingshulp om politieke druk uit te oefenen, kapitaalvoordelen om te beleggen in nieuwe markten en militair ingrijpen om goedkopere olie op te pompen? In hoeverre is het humanitarisme enkel een dun laagje om de keiharde en kille machtspolitiek van allerhande machten in de wereldpolitiek op te smukken? In hoeverre is humanitarisme de spreekwoordelijke wolf met het zachte schapenvachtje om? In hoeverre is humanitarisme enkel een andere naam voor het 'oude' imperialisme?

Wetende dat de waarheid niet zwart-wit is, zouden we via een levendige en genuanceerde discussie graag hier en daar wat kleurtinten aanbrengen. Zodoende zullen we trachten een begin tot antwoord te vormen op voorgaande vragen.

dinsdag 11 december 2007

Bricmonts stellingen: enkele persoonlijke bedenkingen en commentaren

De bedenkingen hierna geformuleerd zijn louter persoonlijke bedenkingen die verwijzen naar het inleidend presentatieartikel in “Le Monde Diplomatique” dat summier J. Bricmonts visie op “humanitaire interventie” toelicht.
Er wordt verwezen naar een paar publicaties.

1. Bricmonts probleemstelling gaat er -ook bij de keuze van zijn voorbeelden- van uit dat het de Amerikaanse troepen zijn die een “H.I.” ondernemen.
Vervolgens stelt hij dat zij die vóór H.I. zijn géén controle hebben op die macht en ze derhalve ook niet kunnen controleren tijdens de uitvoering van de H.I., en dus beter afzien van het verdedigen van H.I..

Ik denk dat hij terecht zéér kritisch is t.a.v. dit soort “westerse” militaire, unilaterale interventies; helaas gaat hij niet in op pleidooien en visies -die m.i. niet allemaal eenvoudigweg afkomstig zijn van politici, juristen, activisten enz. met weinig integere bedoelingen- welke pleiten voor de nodige institutionele veranderingen, procedures, mechanismen en strikte voorwaarden inzake H.I., zowel qua
vaststelling van de mensenrechtenschendingen;
internationale en interne legitimiteit;
uitbouw van geschikte interventiemacht, mandaat en operationele voorwaarden ervan;
beperking van duur en effectieve en periodieke controle op de interventie;
inschatting van de effectiviteit en kosten-baten;
nazorg (1)

Uiteraard is het grote probleem in de hele discussie er misschien één van de “kwadratuur van de cirkel”. Ik tracht te verduidelijken.

Ten eerste koesteren vele oprechte (relatieve) voorstanders van H.I. verwachtingen ten aanzien van de VN-instanties (Veiligheidsraad, Algemene Vergadering, Mensenrechtencommisie “nieuwe stijl”,...), maar beseffen dat de werking van de Veiligheidsraad door één veto kan worden verlamd.

Vandaar dat velen dit probleem dan weer trachten op te lossen door te stellen dat dan maar buiten de VN om moet kunnen opgetreden worden, zolang er maar voldoende legitimiteit is (2). Als er al praktische voorbeelden inzake veto's gegeven worden betreft het dan meestal veto's van Russische of Chinese zijde (bv. inzake Darfour). Een optreden ter uitvoering van VN-resoluties t.a.v. Israël wordt meestal niet vermeld, wellicht omdat men hier op de feitelijke grenzen van de concrete praktijk van H.I. botst. Iedereen weet van wie dan een veto zou stellen.
Het voorbeeld dat ik aanhaal is geen loos voorbeeld; voor heel wat voorstanders van H.I. moet er immer niet noodzakelijk van genocide sprake zijn, maar kunnen “ernstige mensenrechtenschendingen volstaan”.

Tweede probleem is dat van de “materiële interventiemacht”: daarvoor moeten mankracht, middelen en knowhow ter beschikking worden gesteld. Moeizaam verlopen reeds de processen tot opbouw van een Europese strijdmacht (proces dat in aanzienlijke mate mee door het militair-industrieel complex wordt gestuurd én gericht is op Europese belangenverdediging, en niet “H.I.”), laat staan dat er enige wil is bij overheden om middelen ter beschikking te stellen van één of andere “humanitair interventiekorps”.
Instituties -en zeker ook militaire korpsen- zijn steeds product van hun samenstellende delen (in dit geval delen van staatsapparaten waarvan de neutraliteit al evenzeer voorwerp van discussie kan zijn), krachtsverhoudingen en belangenconvergenties zoals die op een bepaald moment bestaan en geconsolideerd worden.
Bricmont vindt deze vaststellingen wellicht zo vanzelfsprekend, dat ze hem er impliciet toe brengen enkel de feitelijke praktijk van min of meer unilaterale interventie van belangrijke westerse machten (in casu de VS) tot uitgangspunt van zijn kritische analyse te nemen (ook al kan en werd de invasie van Irak veeleer als een zgn. “veiligheidsinterventie” dan wel een H.I. te noemen).

Derde probleem heeft betrekking op de (internationale) legitimiteit: hoe ondermeer verhinderen dat legitimiteit “gekocht” wordt ? Denken we maar aan de indrukwekkende en goed uitgekiende pogingen inzake “manufacturing consent” die de VS er op enkele maanden tijd deed in slagen van een brede internationale alliantie “voor de bevrijding van Koeweit” te smeden, met inbegrip van nauwelijkse verhulde “omkoping” (met kwijtschelding van aanzienlijke schuldbedragen voor Egypte en Polen).
Weerom stelt zich hier de kwestie van de machtsverhoudingen (en dus “politiek”).
Méér dan om het even welk ander rechtsgebied is het “volkenrecht” voor wat zijn concrete invulling betreft hieraan onderhevig.
Ook de rol, onafhankelijkheid en eventuele selectiviteit van belangrijke mediakanalen dient hier kritisch te worden benaderd. Waarom wordt over de ene tragedie al vrij snel bericht (vaak “natuurrampen”), over de andere langzaam (Darfour), en over de andere wanneer ze zich al haast voltrokken heeft (oostelijk Congo), of wordt weliswaar reële, doch relatief beperkte menselijke conflictschade als “grote tragedie die tot zeer snel handelen noopt” voorgesteld (bv. Kosovo in 1999) ?

2.Terecht wordt voor het soort interventies die hij op de korrel neemt ook de reële inhoud van de “democratische principes” die met het optreden worden verdedigd, in vraag gesteld, ook al omdat de optreders zelf nauwelijks democratisch te noemen zijn.
Noam Chomsky schreef in de jaren '70 een veelbesproken en pas na het afschuimen van heel wat uitgevers gepubliceerd tweedelig werk “The Washington Connection” dat opent met een schema genaamd “The Sun and its planets: coyntries using torture on an administrative basis in 1970s, with their parent-client affiliations”. Met “The sun” wordt hier de VS bedoeld.
Van de 35 landen die wereldwijd tot “reguliere folteraars” mogen worden gerekend, behoren er maar liefst 26 (waaronder 3 Europese staten) zéér duidelijk tot de Amerikaanse invloedssfeer, waarvoor de VS tussen 1950 en 1975 ruim 200.000 militaire kaders trainden en 37 miljard dollar militaire hulp verschaften. Al zéér lang voor Bush jr. en de “war on terror” blijkt er dus één en ander niet helemaal met “democratische” of “humanitaire” beginselen te stroken in het Amerikaanse buitenlandse beleid (3).

3. Als enige aanzet tot alternatief roept Bricmont op tot totale niet-inmenging:
Nous n’avons pas de solution aux problèmes des autres, et par conséquent nous ferions mieux de ne pas nous mêler de leurs affaires (...) Les anticolonialistes britanniques ne pouvaient pas garantir que la fin de l’empire des Indes ne se passerait pas de façon tragique. Etait-ce une raison pour demander que l’Angleterre occupe l’Inde indéfiniment ? »

Bricmont spreekt m.i. zichtzelf hier toch enigszins tegen. Enerzijds gaat hij uit van een centrum-periferiemodel (cfr. zijn historische visie die blijkt uit het slotcitaat van Churchill uit 1914 waarnaar verwezen wordt), een visie die er juist veel oog heeft voor hoe de periferie ook nu nog diep getekend wordt door de “imperialistische overheersing door het centrum”, met alle gevolgen vandien op sociaal, cultureel, economisch, infrastructureel, demografisch,... vlak.
In hoeverre mate kun je dan de uitdrukking “problèmes des autres”, “leurs afffaires” gebruiken ?
Anders riskeer je ongewild van dezelfde uitganspunten inzake wereldbeeld te vertrekken als heel wat voorstanders van H.I. die als premisse ook uitgaan van een “wij als democratisch westen, bakermat van mensenrechten” versus “zij waar die ideeën om allerlei redenen vaak zwaar geweld wordt aangedaan” (een soort dualistische visie) en “wij” en “zij” niet als verschillende gebieden met elk een eigen historiek binnen een “wereldsysteem” (totaliteitsvisie).

Hij past dit ook toe in een poging tot formulering van een “what now ?” voor het Irak van anno 2007. Er IS een nieuwe toestand gecreëerd door de interventie van 2003, op welke leugenachtige en ongerechtvaardigde gronden deze interventie ook gebaseerd was.
Het unilaterale karakter van de Amerikaans-Britse inval was erg duidelijk, de internationale legitimiteit véél geringer dan de weliswaar met allerlei “making consent” -technieken gefabriceerde internationale consensus van 1990-1991 na de Iraakse invasie in Koeweit.
Dat de bezettingstroepen dienen te worden teruggetrokken, lijkt me plausibel en gerechtvaardigd, ook al omdat hun aanwezigheid wellicht een grotere factor van instabiliteit en gewapende escalatie dan wel stabiliteit is.
Desalniettemin, indien men zich in de plaats van een “antioorlogsbeweging” stelt, laat de concrete vertolking van algemene principes (in dit geval: onmiddellijke terugtrekking, laat ze nu “hun problemen” oplossen) hier -gezien zijn bovenvermelde categorieke oordeel- toch enigszins te wensen over.

Immers, “hun problemen” zijn nu door de jarenlange gang van zaken, in grote mate ook niet meer “hun problemen” geworden. De kaarten werden door elkaar gerammeld, er is veel leed, schade berokkend en wederzijdse haat gegroeid.
Misschien kan volgende toepasselijke metafoor één en ander verduidelijken: “Wanneer men ergens alles vol mijnenvelden legt, en vervolgens afdruipt, dan zijn die mijnenvelden nog wél de verantwoordelijkheid van zij die er ze gelegd hebben”.

Het lijkt me veel realistischer en beter -en al evenzeer “subversief” t.a.v. de doelstellingen van de huidige interventiemachten- om naast het ijveren voor terugtrekking van de huidige bezettingsmacht met in hun gevolg een pleiade aan schimmige huurlingenlegers van allerlei “beveiligingsfirma's”, ook te ijveren voor een internationale vredesmacht met duidelijk omschreven en gecontroleerd stabilisatiemandaat (peacekeepingforce) onder VN-auspiciën met brede regionale inbreng, met daarbij de eis dat minstens een aanzienlijk equivalent van de immense bedragen die nu aan oorlog in Irak en Afghanistan worden besteed, aan in velerlei opzicht sociaal evenwichtige (her)opbouwende maatregelen in deze landen (ook Afghanistan is nu al bijna 30 jaar inzet van een sterk geïnternationaliseerd gewapend conflict) wordt gespendeerd.

Zelfs al is de kans dat dit gerealiseerd wordt zéér gering (zie ook de schets van een aantal knelpunten in deze onder punt 3), deze aanzet tot IN PRINCIPE realisiseerbaar alternatief heeft twee grote voordelen:
- men biedt antioorlogsverzet een mobiliserend perspectief en toont aan dat ook deze krachten in alle omstandigheden “realpolitik” kunnen bedrijven;
- door aanhoudende weigering hiervan wordt alleszins de politieke kost van toekomstige interventies verder opgeschroefd (gezichtsverlies t.a.v. concrete en breed gedragen alternatieven is altijd groter dan t.a.v. het louter declameren van “algemene principes”.

Ten slotte getuigt deze andere soort “interventie” ook van verantwoordelijkheidszin t.a.v. de precaire toestand zoals die door jaren van “veiligheidsinterventie” werd geschapen.

Tot zover een aantal onderbouwde persoonlijke -en dus uiteraard puur subjectieve- commentaren annex standpunten. Alle kritische bedenkingen zijn uiteraard meer dan welkom.


Voetnoten:
(1) Zie bv. Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten: “Internationaal toetsingskader voor Gewapende Interventie”, (7 maart 2001), te vinden onder volgende URL: www.njcm.nl/upload/Hum.Interv.7maart01.PDF
Dit Comité geeft een gedetailleerde en strikte opsomming van allerlei voorwaarden, kenmerken en doelstellingen van een H.I., maar zoals het juristen betaamt, wordt het vraagstuk van macht, politiek en concrete belangen impliciet aan “andere specialismen” overgelaten.

(2) Zie ondermeer W.J.M. Van Genugten: “Humanitaire Interventies, mogelijkheden en wensen”. In: Noord-Zuidcahier jg. 17 nr. 1 (maart 1992), p. 111-117.

(3)Chomsky, Noam & Herman, Edward S.: “The Washington Connection: Volume I – The Washington Connection and Third World fascism”. Spokesmen ed. (London, 1979), p i-ii en p. 361 voor uitgebreide toelichting bij de selectie.
Het boek is stevig gekruid met een kleine 1000 voetnoten, waarin ook veelvuldig verwezen wordt naar overheidsdocumenten.

Geert Nauwelaerts

Geen opmerkingen: