Welkom iedereen!

Het doel van deze blog is een realistisch, genuanceerd - misschien zelfs ontnuchterend - beeld te schetsen van de internationale dynamiek die vandaag de dag plaats vindt onder het vaandel van mensenrechten, democratie, vrijheid en zo meer.

Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog en belangrijker nog, de dekolonisatiebeweging die daarop volgde, lijkt de uitbreidingsdrang van de grote mogendheden voorgoed voorbij te zijn. Op het eerste zicht lijkt het wel of het imperialisme van de 19e en eerste helft van de 20ste eeuw plaats maakten voor humanitaire en ontwikkelingshulp, het promoten en ondersteunen van democratische bewegingen, (internationale) bescherming van sociale en mensenrechten. De nadruk wordt telkens weer op het belang van allerhande vrijheden gelegd (vrijheid van meningsuiting, van vergadering, kortom van quasi alle denken en doen). Deze goede bedoelingen zouden moeten blijken uit onder andere ongebonden voedselhulp, gunstige handelsvoorwaarden, kapitaalvoordelen, tot het - soms zelfs gewapend - optreden tegen dictaturen van allerlei pluimage.

Maar klopt het wel dat zulke acties oprecht gebeuren vanuit een humanitaire overweging? Wordt voedselhulp misschien gebruikt om productieoverschotten te dumpen, ontwikkelingshulp om politieke druk uit te oefenen, kapitaalvoordelen om te beleggen in nieuwe markten en militair ingrijpen om goedkopere olie op te pompen? In hoeverre is het humanitarisme enkel een dun laagje om de keiharde en kille machtspolitiek van allerhande machten in de wereldpolitiek op te smukken? In hoeverre is humanitarisme de spreekwoordelijke wolf met het zachte schapenvachtje om? In hoeverre is humanitarisme enkel een andere naam voor het 'oude' imperialisme?

Wetende dat de waarheid niet zwart-wit is, zouden we via een levendige en genuanceerde discussie graag hier en daar wat kleurtinten aanbrengen. Zodoende zullen we trachten een begin tot antwoord te vormen op voorgaande vragen.

zondag 30 december 2007

Het Amerikaanse imperium en zijn afhankelijkheid tegenover het Zuiden

In wat volgt zal blijken dat het streven naar imperiumopbouw geen nieuw gegeven is in de Amerikaanse geschiedenis. De Amerikaanse onderzoekster Susanne Soederberg stelt dat onder het mom van het streven naar internationale vrijheid en democratie, de V.S. zich blijft verrijken op de rug van het arme Zuiden. Soederberg doet haar theorie uit de doeken in volgend artikel:
Soederberg, S. (2004). American empire and 'excluded states': the Millennium Challenge Account and the shift to pre-emptive development. Third World Quarterly, 25 (2), 279-302.

De elektronische versie van dit artikel is makkelijk terug te vinden op:
http://tsp.ec.tku.edu.tw/QuickPlace/113922qp/Main.nsf/$defaultview/E67FA4119078AA7B482571B60052E854/$File/Soederberg2004.pdf?OpenElement


Susanne Soederberg is professor in ontwikkelingsstudies aan de Queen's Universiteit in Kingston, USA. Met deze paper vult ze naar eigen zeggen het vacuüm aan wetenschappelijke kritische werken op over het Millennium Challenge Account (MCA). Het MCA is een ontwikkelingsproject dat door George W. Bush in maart 2002 in het leven is geroepen, met als doel de 79 armste landen op deze planeet te helpen. In deze context spreken de Amerikanen graag over 'failed states', die een veilige thuishaven zouden kunnen vormen voor terroristen die de Amerikaanse veiligheid bedreigen. Aan de hulp die arme landen ontvangen via het MCA, zitten wel een hele lijst voorwaarden verbonden - een niet onbesproken probleem binnen onze opleiding 'Conflict and Development, onder andere toen het ging over de Washington Consensus… Deze landen moeten namelijk aan criteria voldoen die bepaald worden door de Bush-regering en die - hoe kan het ook anders - passen binnen de neoliberale agenda van de V.S.. Het MCA is daarmee, volgens Soederberg, een schaamteloze uitwaseming van het Amerikaanse imperialisme: dezelfde egoïstische neoliberale doelstelling, verpakt in een nieuw kleedje, een nieuwe vorm. De weg naar economische groei ligt, volgens het neoliberalisme, in het stimuleren van landen om hun beleid aan te passen in de richting van economische vrijheid. Men kan zich afvragen over welke groei het hier gaat: deze van de arme landen of van de V.S.?
De reden voor de weinig voor handen zijnde kritische literatuur hieromtrent is volgens Soederberg het privatiseren van hulp en het militariseren van ontwikkeling.

Van de vroege jaren '80 tot de late jaren '90 werd ontwikkelingssamenwerking vanuit het Westen sterk bepaald door de Washington Consensus. Deze stelde dat de staatsinvloed zich enkel dient te beperken tot het handhaven van de wet voor bijvoorbeeld eigendomsrechten, en dat voor de rest de markt aan invloed moet winnen via privatisering, liberalisatie en deregulatie. Dit zou de landen in het Zuiden helpen om economische zekerheid en groei te bekomen. Maar Soederberg spreekt de neoliberalen tegen door te zeggen dat hiermee juist onzekerheid wordt bekomen. Want het neoliberaal systeem dat wordt opgedrongen aan het Zuiden, beloont diegenen die kapitaal accumuleren en straft de anderen. In die zin heeft Soederberg het over de zekerheid/onzekerheid paradox: in het streven naar zekerheid via die economische maatregelen, bekomt men juist onzekerheid in het sociale en individuele leven van de mensen in het Zuiden. En ondanks de slechte resultaten in de landen die zich lieten leiden - korte 'ei' of lange 'ij' maakt in dit geval weinig verschil - door het Amerikaanse neoliberalisme - lees imperialisme - en de groeiende ontevredenheid in deze landen, bleef de V.S. die vrije economie pushen.

Als reactie op de nadelige gevolgen van en de protest tegen de voorwaardelijke SAP's van de Washington Consensus ontstond eind de jaren '90 een nieuwe ontwikkelingsstategie: de post-Washington Consensus. Vanuit de Wereldband en het IMF kwam steeds meer aandacht voor armoedevermindering i.p.v. voor infrastructuur en dergelijke. De armen werden voortaan niet meer gezien als volledig passief maar als mogelijke producenten, en de ontvangen staten kregen meer inspraak: 'empowerment' is een goedklinkende term die hierbij graag in de mond werd genomen door Westerse donoren. Toch bleef natuurlijk de vrijemarkteconomie een prioriteit… Zo ziet Soederberg de 'Poverty Reduction Strategy Papers' (PRSPs) van de Wereldbank als een manier om het neoliberaal systeem makkelijker te laten slikken door de ontwikkelingslanden en tegelijk meer slagkracht te geven via de nog steeds sterke voorwaardelijkheid. De arme landen in het Zuiden bleven hierbij dus onderdrukt door het Amerikaanse imperialisme en de spanning van de zekerheid/onzekerheid paradox bleef bestaan.

Door de zojuist vernoemde paradox en door de falende economie van en het groeiende onveiligheidsgevoel in de V.S., waren de inspraakgevende PRSP's geen succes. Vanaf het jaar 2000 ging het namelijk niet meer zo goed met de Amerikaanse economie, die toch als neoliberaal voorbeeld moest dienen voor de Derde Wereld landen. De reden voor dit falen was o.a. het doorprikken van de enorme speculaties die de voorgaande jaren gebeurden op de beurs. In 2002 moest Bush dan ook recordbedragen gaan lenen om het budgettair tekort aan te vullen. De V.S. heeft, gezien deze slechte economische situatie, de Derde Wereld broodnodig. Bush wil de arme landen zo ver krijgen dat hij er goedkoop kan produceren voor eigen rekening, gebruik makende van gedisciplineerde goedkope arbeidskrachten en het ontbreken van taksen zoals milieubelastingen. Deze schandalige praktijk vanuit het Amerikaanse imperium werd ook vermeld in de korte inleiding van deze groepstaak door professor Sami Zemni op Minerva. Bush heeft dus die economische vrijheid in ontwikkelingslanden nodig om zijn imperium in stand te kunnen houden. Door deze excentrieke overlevingsdrang, is de Bush-regering rond de eeuwwisseling steeds meer unilaterale - lees egoïstische - beslissingen inzake ontwikkelingsbeleid gaan nemen. In 2000 beschuldigde de straffe mevrouw Condaleeza Rice, Bush's rechter hand als het gaat over Amerikaanse veiligheid, het afgelopen Clintonbeleid dat volgens haar teveel de eigen nationale belangen had vervangen door humanitaire doeleinden. Verder volgens Rice is wat goed is voor de V.S. ook goed voor de wereld, een toch wel opmerkelijke opvatting die algemeen verspreid lijkt te zijn bij vele burgers en beleidsmensen in de V.S.. Een gevolg is dat wanneer de V.S. op zoek gaat naar legitimiteit voor bepaalde buitenlandse acties, het enkel naar zijn eigen principes teruggrijpt en niet naar internationale instituties, zoals de V.N..

Sinds 9/11 komt het Amerikaanse imperialisme anders tot uiting dan voorheen: meer dan ooit wil de Bushadministratie de Amerikaanse waarden en normen, hoofdzakelijk politieke en economische vrijheid, opleggen aan de wereld, alsof dat de enige juiste zouden zijn. Naast het MCA werden in 2002 nog andere egostimulerende projecten op de wereld losgelaten, zoals het project voor de 'New American Century' en de American National Security Strategy (NSS). De V.S. laat weinig keuze aan de ontwikkelingslanden: ze moeten kiezen vóór of tégen de V.S.. Als ze voor zijn, dan moeten ze zich onderwerpen aan de Amerikaanse waarden en regels, en als ze tegen zijn, dan houdt de V.S. zijn militair apparaat gereed om te vechten binnen het kader van zijn War on Terror. De V.S. duidt falende staten aan als mogelijke veilige thuishavens voor terroristen, die vandaaruit de Amerikaanse veiligheid bedreigen. En marktgeleide globalisatie zou armoede in zulke landen oplossen, en meer Amerikaanse controle zou de terroristen verdrijven. Om deze controle te maximaliseren wil de V.S. liever de IDA-leningen van de Wereldbank omvormen in giften, niet uit liefdadigheid, maar dus om meer grip te krijgen op de prestaties van de arme landen. Vele van de andere G-8 landen, die eveneens grote invloed hebben op het Wereldbankbeleid, onthaalden deze Amerikaanse voorstellen niet bijzonder positief. Dit bewijst nogmaals het unilaterale karakter van het Amerikaans buitenlands beleid.

De aanslagen op 11 september 2001 zijn volgens Soederberg niet de directe oorzaak van de agressieve buitenlandse aanpak, maar dienen ze wel als rechtvaardiging voor de militaire uitbreiding van het Amerikaanse imperium en zijn repressieve aanpak in strategisch belangrijke gebieden in het Zuiden. Voorbeelden van het Amerikaanse 'extremisme' zijn de agressiever wordende FBI en CIA die zonder waarschuwing indringen in de privésfeer van mensen die volgens hen terroristische treksjes zouden hebben. Ook tegenover NGO's wordt een repressieve en meer gecontroleerd beleid gevoerd sinds 9/11: de Bush-regering verdringt NGO's die opkomen voor de rechten van de armen in het Zuiden en die reageren tegen de neoliberale globalisatie. Bovendien deelt Bush steeds vaker contracten uit aan bevriende privébedrijven werkzaam in het Zuiden.

Volgens Soederberg veranderde door de aanslagen vooral de vorm van de humanitaire hulp en niet de inhoud en achterliggende bedoelingen ervan. 9/11 heeft dus wel degelijk een invloed volgens Soederberg, maar ik denk dat ze vooral het punt wil maken dat de V.S., en Bush in het bijzonder, zich niet mogen verschuilen achter 'we moeten ons beschermen tegen die boze terroristen' om meer negatieve invloed uit te kunnen oefenen op arme landen ten voordele van het Amerikaanse imperium.

Zoals zovele wetenschappers bekent Soederberg kleur op politiek vlak: ze blijkt meer voorstander te zijn van Clinton, die meer werkte via multilaterale samenwerkingsverbanden in plaats van unilaterale waar Bush graag gebruik van maakt.

Soederberg valt de stelling van de Bush-regering aan, die zegt dat er een sterke correlatie is tussen economische vrijheid en democratie. Volgens haar zijn er voorbeelden genoeg in de geschiedenis die dit tegenspreken: zoals het authoritaire en tegelijkertijd neoliberale Chili ten tijde van Pinochet, en de O-Aziatisch ontwikkelingslanden die zonder het neoliberale systeem toch heel goede resultaten boekten.

Net als ten tijde van de Koude Oorlog creëert de V.S. een onmenselijke vijand, er wordt gesproken over een democratische 'wij' en een terroristische 'zij'. De ander wordt gezien als passief die niet bereid is om de neoliberale modernisatie aan te nemen en daarom blijven 'ze' een bedreiging voor de V.S. en moet er worden ingegrepen. In de V.S. worden uitspraken en teksten afkomstig van mensen in falende staten gezien als nonsens en niet legitiem.

Volgens Soederberg manipuleert Bush de methoden voorgeschreven om de Milleniumdoelstellingen te halen, om op die manier het Amerikaanse imperium te dienen. Niet het verspreiden van democratie en vrijheid zijn de echte doelstellingen van Bush, maar wel de positie van V.S. als economische en militaire wereldleider behouden.
auteur: Chris Claes

Geen opmerkingen: