Welkom iedereen!

Het doel van deze blog is een realistisch, genuanceerd - misschien zelfs ontnuchterend - beeld te schetsen van de internationale dynamiek die vandaag de dag plaats vindt onder het vaandel van mensenrechten, democratie, vrijheid en zo meer.

Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog en belangrijker nog, de dekolonisatiebeweging die daarop volgde, lijkt de uitbreidingsdrang van de grote mogendheden voorgoed voorbij te zijn. Op het eerste zicht lijkt het wel of het imperialisme van de 19e en eerste helft van de 20ste eeuw plaats maakten voor humanitaire en ontwikkelingshulp, het promoten en ondersteunen van democratische bewegingen, (internationale) bescherming van sociale en mensenrechten. De nadruk wordt telkens weer op het belang van allerhande vrijheden gelegd (vrijheid van meningsuiting, van vergadering, kortom van quasi alle denken en doen). Deze goede bedoelingen zouden moeten blijken uit onder andere ongebonden voedselhulp, gunstige handelsvoorwaarden, kapitaalvoordelen, tot het - soms zelfs gewapend - optreden tegen dictaturen van allerlei pluimage.

Maar klopt het wel dat zulke acties oprecht gebeuren vanuit een humanitaire overweging? Wordt voedselhulp misschien gebruikt om productieoverschotten te dumpen, ontwikkelingshulp om politieke druk uit te oefenen, kapitaalvoordelen om te beleggen in nieuwe markten en militair ingrijpen om goedkopere olie op te pompen? In hoeverre is het humanitarisme enkel een dun laagje om de keiharde en kille machtspolitiek van allerhande machten in de wereldpolitiek op te smukken? In hoeverre is humanitarisme de spreekwoordelijke wolf met het zachte schapenvachtje om? In hoeverre is humanitarisme enkel een andere naam voor het 'oude' imperialisme?

Wetende dat de waarheid niet zwart-wit is, zouden we via een levendige en genuanceerde discussie graag hier en daar wat kleurtinten aanbrengen. Zodoende zullen we trachten een begin tot antwoord te vormen op voorgaande vragen.

maandag 31 december 2007

Neo-Humanitarisme. De rol van internationale humanitaire normen en organisaties in conflictsituaties

Bespreking artikel: Neo-Humanitarianism: The Role of International Humanitarian Norms and Organizations in Contemporary Conflict van Kurt Mills. Uit: Global Governance 11 (2005), 161-183

De auteur van dit artikel, Kurt Mills, ziet een evolutie in de aard van humanitarisme, de voorbije jaren. Traditionele idealen als neutraliteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid zijn verleden tijd. Humanitarisme heeft nu een heel andere rol binnen hedendaagse conflicten. De internationale grootmachten gebruiken humanitaristische normen en actoren ook om hun eigen doelen te bereiken. De internationale druk om in bepaalde conflicten in te grijpen speelt meer een belangrijke rol. Als deze elementen maken dat humanitarisme van aard is veranderd. Vandaar dat Mills ook spreekt van Neo-Humanitarianism. Dit artikel verduidelijk hoe deze evolutie tot stand is gekomen en op welke manier dit nieuwe humanitarisme paradoxaal en problematisch is.

In eerste instantie suggereert Mills dat globale humanitaire actie, en discours over zo’n actie, binnen internationale relaties een steeds meer zichtbaar element geworden is. Humanitarisme is een waardevol public relations tool geworden. Zo begint Mills zijn artikel met een uitspraak van Donald Rumsveld aan te halen, betreffende één van de zes doelen van de militaire operatie in Afghanistan:

‘To provide Humanitarian relief to Afghans suffering truly oppressive living conditions under the Taliban regime.’


Voor de Amerikaanse minister van defensie lijkt het dus handig om dit humanitaristische element te gebruiken om een oorlog te rechtvaardigen. Het kan zelfs zo zijn dat dit element effectief ook een rol heeft gespeeld en een bepaalde druk op de besluitvorming heeft uitgeoefend.

Mills stelt in dit artikel verder dat doordat de aard van conflicten veranderen, men in een nieuw tijdperk komt, dat wat hij Neo-Humanitarianism noemt. Een tijdperk waar humanitarisme niet slechts aan de rand van conflictsituaties van toepassing is, maar waar humanitarisme samensmelt met hedendaagse conflictsituaties. De kernvragen die Mills in dit artikel aanpakt zijn: Waarom wordt neutraal humanitarisme steeds meer fictie? Waarom richten staten zich tot humanitaire actoren? Wat zijn de gevolgen van dat vertrouwen die staten stellen in humanitaire actoren? Wat zijn de effecten daarvan op deze organisaties en op humanitaire actie meer in het algemeen? Hoe hebben Internationale Humanitaire Organisaties (IHO’s) invloed op conflictsituaties? Welke rol hebben humanitaire normen op een conflict vandaag?

Het is zeker zo dat NGO’s een belangrijke rol spelen in de hedendaagse conflictsituaties. Velen proberen zeker te werken binnen de traditionele sfeer van neutraliteit, maar dit wordt steeds moeilijker en moeilijker. Sommige NGO’s maken zelfs bewust de keuze niet neutraal te blijven in bepaalde situaties en een kant te kiezen. Hierdoor kunnen ze er zelfs voor zorgen dat alle IHO’s in een bepaald conflict op een andere manier gezien worden.

Een belangrijk deel van het punt dat Mills in dit artikel wil maken is dat internationale humanitaire normen een effect hebben op hoe staten handelen. Ongeacht of staten zich effectief humanitair willen inschakelen, kan het zeker zo zijn dat ze druk hiertoe ervaren. Internationale normen bepalen dat staten op zen minst moeten laten zien alsof ze hiermee bezig zijn. Het is echter wel zo dat het bestaan van dergelijke normen maakt dat staten deze kunnen gebruiken en manipuleren naar hun eigen doelen. Duidelijk is alleszins dat er humanitaire normen en waarden bestaan en dat deze effectief invloed hebben op het internationale toneel.

Zoals Mills het ziet heeft klassiek humanitarisme meer te maken met medeleven voor mensen in bepaalde situaties dan met politiek. Belangrijke elementen ervan zijn dan ook neutraliteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid. Waar dit model van humanitarisme verschilt met de hedendaagse situaties, heeft volgens Mills te maken met de realiteit van oorlog vandaag. Waar het niet meer staten zijn die het tegen elkaar opnemen, maar verschillende staatse en niet staatse actoren. Het gebeuren van oorlogen is ook helemaal anders, er zijn geen frontlijnen meer, geen duidelijke afbakeningen van wie het juist tegen wie opneemt. Oorlog is een veel meer fluïde en complexe aangelegenheid geworden. De slachtoffers zijn vaak ook in eerste instantie de burgerbevolking. De verschillende partijen van hedendaagse conflicten laten wel duidelijk uitschijnen dat ze bezorgd zijn om humanitaire normen, maar volgens Mills zijn de verschillende partijen van de meeste gewapende conflicten vandaag echter uit op het manipuleren van humanitaire acties. De grootmachten voelen vaak de druk om te interveniëren bij humanitaire crisissen en genociden, maar zij pogen echter aan de humanitaire actoren te laten zien dat reageren op dergelijke toestanden, zonder evenwel zelf veel te moeten doen, en zeker niet hun eigen soldaten aan gevaren blootstellen.

Na de Koude Oorlog en 11 september 2001 heeft de internationale situatie de aard van conflicten gewijzigd. De VN ging meer en meer interveniëren in meer en meer conflicten. Dit maakt dat de kans groter dat de VN en haar agentschappen gezien worden alsof ze iets van voordeel halen uit al die conflicten. Dit met negatieve gevolgen op het neutrale en onpartijdige karakter.

Mills haalt nog een ander element boven dat verduidelijkt hoe de gewijzigde aard van conflicten invloed heeft op humanitaristische activiteiten. De scheidingslijn tussen strijdende en niet-strijdende actoren wordt in hedendaagse conflicten steeds minder duidelijk. Op deze scheiding is echter het principe van neutraliteit en onpartijdige voorziening van humanitaire hulp gebaseerd. Ook het concept terrorisme, in essentie, vertroebelt een dergelijke scheidingslijn. Humanitaire activiteiten worden ook steeds meer en meer geïncorporeerd in militaire plannen van Westerse overheden. Het is daarmee de bedoeling om aan de bevolking in kwestie te laten uitschijnen dat de militairen en de hulpverleners daar zijn om hen te helpen. Naarmate IHO’s echter meer en meer geassocieerd worden met bepaalde partijen van een conflict omwille van de donorrelaties, ondermijnd dit eveneens hun perceptie van neutraliteit. Voor Mills komt het er op neer dat humanitarisme meer en meer te maken heeft met public relations dan met mensen helpen. Het wordt al te vaak misbruikt in dienst van bepaalde politieke doelen.

Samen met het veranderen van de internationale omstandigheden is er ook een verandering van het concept humanitarisme. In eerste instantie omvatte humanitarisme dat men zich richtte naar het bezorgen van levensnoodzakelijke goederen naar conflictgebieden. Geleidelijk is er echter een beweging naar wat Mills noemt: rights-based humanitarianism. Het belang van mensenrechten in de context van conflict komt steeds meer aan bod. Er wordt in een situatie meer gekeken naar de big picture, en niet slechts naar het helpen van slachtoffers in nood. Hierdoor gaan IHO’s zich echter vaker bezig houden met zaken die niet altijd stroken met de plaatselijke perceptie ervan.

In zijn uiteenzetting raakt Mills nog aan een ander onderwerp. Namelijk het verband tussen regeringen en IHO’s. Voor landen is humanitaire actie zoals eerder gezegd belangrijk voor het imago. Het belangrijkste is dat men het gevoel geeft alsof men bezorgd is om bepaalde situaties, maar zonder daar echter al te veel op het spel voor te moeten zetten. Regeringen doen voor dergelijke situaties, die om humanitaire acties vragen, beroep op niet-statelijke actoren. Vandaar de belangrijk rol van NGO’s en organisaties zoals UNHCR (United Nations High Comissioner for Refugees). Het is essentieel na te gaan hoe de financiering van dergelijk organisaties in elkaar zit. Veel NGO’s zijn zowel afhankelijk van de grote donorlanden voor financiering als van UNHCR, en het budget van het UNHCR is eveneens afhankelijk van de belangrijkste donorlanden. Aan de hand van deze elementen komt Mills tot de conclusie dat zulke IHO’s sterk samenhangen aan de machtigste staten. Mills stelt zich de vraag wat de gevolgen zijn van een dergelijke verbondenheid. Aan de hand van een aantal voorbeelden komt hij tot een aantal kritische bedenkingen. Het naar voor brengen van bepaalde schrijnende situaties in de wereld door de media krijgt in de Westerse landen heel wat aandacht. Er is zeker heel wat humanitaristische bezorgdheid in het Westen, maar de politieke elites en de bevolking van Westerse landen zijn er niet echt happig het risico te nemen troepen te sturen. Dus is het gemakkelijker geld over te maken naar organisaties zoals UNHCR. Het steunen van regeringen op IHO’s om in conflictsituaties op te treden betekent wel een verlies van een deel van autonomie dat niet zo makkelijk opnieuw terug te winnen is.

Een tweede vraag dat Mills zich stelt is hoe dat de interactie tussen IHO’s en de conflictregio’s is veranderd en hoe deze verandering tot stand is gekomen. In het vervolg van het artikel overloopt Mills drie belangrijke types van IHO’s namelijk; het UNHRC, het INRC (International Comittee for the Red Cross) en de NGO’s. Telkens maakt hij kritische bedenkingen bij de organisaties in kwestie en ontmantelt hij ze van hun zogezegde humanitaristische bedoelingen en neutraliteit. Een interessant element is ook de belangrijke rol die NGO’s hebben met betrekking tot het formuleren en verspreiden van mensenrechten en humanitaristische normen. Het is wel zo dat er vaak onenigheid bestaat tussen verschillende NGO’s en binnen bepaalde NGO’s zelf. Vaak kiezen sommige NGO’s ook partij bij bepaalde conflicten, al dan niet bewust. Hierdoor kunnen ze de dynamiek van een conflict beïnvloeden en van zichzelf een doelwit maken. Het is belangrijk, zoals Mills het aantoont, de complexiteit van de relatie tussen NGO’s en hun doelgroepen te besteffen. NGO’s hebben vaak bepaalde doelstellingen die niet altijd de juiste zijn binnen bepaalde conflicten.

Een belangrijk aspect van het discours van Mills zijn de humanitaire normen. In het artikel verduidelijk hij dat deze wel degelijk op het internationaal niveau een belangrijke rol spelen. Aan de ene kant hebben de Verenigde staten humanitaire normen en waarden als een argument gebruikt om bepaalde strategieën te verantwoorden, zoals bijvoorbeeld de oorlog in Irak. Langs de andere kant treden de Verenigde Staten deze normen met de voeten als het gaat over ondervragingstechnieken van vermeende terroristen. Dan is er blijkbaar geen plaats meer voor concepten zoals mensenrechten.

Op het einde van zijn uiteenzetting komt Mills tot twee belangrijke conclusies.
Ten eerste: IHO’s en humanitaire normen zijn meer en meer verweven geraakt met de essentie van hedendaagse gewapende conflicten. Staten gebruiken vaak humanitaire actoren om bepaalde agenda’s uit te voeren. Men kan in het algemeen niet meer spreken van neutraliteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid. De internationale grootmachten gebruiken humanitarisme en humanitaire actoren om hun eigen noden in te willigen. Toch kan het gebruik van humanitarisme echter wel effect hebben en humanitaire noden concretiseren en staten verplichten ermee rekening te houden.
Ten tweede: Er bestaat een risico dat humanitarisme verstrengeld raakt met het beleid van grote actoren zoals de Verenigde Staten zodanig dat het een beleidsmiddel wordt dat niets meer te maken heeft met mensen uit de miserie te helpen. De vraag is hoeveel manipulatie er nodig is alvorens humanitaire normen totaal waardeloos worden. Een paradoxale situatie lijkt ontstaan. Hoewel IHO’s meer en meer aanwezig zijn, lijken hun principes meer en meer aan het vervagen. Men zou kunnen zeggen dat IHO’s en de normen waar ze voor staan aan macht hebben ingeboet doordat ze zijn opgenomen – niet noodzakelijk gewild – in de agenda’s van de grootmachten.

Charles-Henry Van Cappellen

1 opmerking:

Anoniem zei

Graag wou ik enkele bemerkingen plaatsen die ik had na het lezen van de bespreking van het artikel van Kurt Mills.

Zo stel ik me altijd vragen als men beweert dat staten, organisaties niet meer puur om humanitaire redenen handelen. Ik denk dat men vandaag de dag niet naïef moet zijn en men gerust kan stellen dat er bitter weinig zou gebeuren, moest eigenbelang geen rol spelen. Zo zitten mensen nu eenmaal in elkaar. De overgrote meerderheid van interventies wordt volgens mij gekenmerkt door meervoudige belangen.
Wat zou men preferen: een land dat in een bepaalde situatie humanitaire operaties uitvoert, met een eigen agenda, of dat er gewoon weg geen pogingen worden ondernomen om de situatie op te lossen.

Dit wil niet zeggen dat ik 100% akkoord ga met deze gang van zaken, maar in de huidige realiteit heb ik liever dat er toch iets wordt ondernomen. Ookal zijn humanitaire redenen niet de échte redenen.

Ik ga wel akkoord als er gesteld wordt dat landen op dit moment zich gedwongen voelen om humanitair op te treden, omdat het 'populair' is, omdat zoiets aardig overkomt naar de buitenwereld toe. Maar opnieuw: er gebeurt ten minste toch iets!

Dat brengt me bij het hele debat over de Verenigde Staten (VS) en de inval in Irak. Laat mij vooreerst beginnen met te melden dat ik volleig akkoord als men zegt dat de resultaten dramatisch zijn. De manier waarop en de resultaten zijn meer dan ooit discutabel (of zelfs veroordeelbaar). Akkoord, de VS heeft humanitaire redenen aangehaald om Irak binnen te vallen. En meer dan waarschijnlijk zullen andere motieven van veel groter belang geweest zijn. Maar als men even nadenkt: speelt dit zo een grote rol? Ik heb dit al meermaals aangehaald, maar ik ben ervan overtuigd dat Bush met Irak binnen te vallen, gewoon deed wat heel wat mensen op dat moment dachten (of wouden doen). En of hij nu humanitaire motieven naar voor schuift of niet, dat maakte naar mijn mening voor heel wat mensen op dat moment niet zoveel uit. Veel mensen waren al langer op de hoogte van de situatie in Irak (bvb schending van de mensenrechten) en vonden dat er moest gehandeld worden. Opnieuw: de manier waarop en de resultaten, dat is een heel ander verhaal.

Als men het heeft over neutraliteit bij tussenkomsten, denk ik dat dit een heel delicaat gegeven is. Vanaf het moment dat een land,een organisatie of een NGO probeert tussen te komen om te helpen, is het naar mijn mening aartsmoeilijk om neutraliteit te garanderen. Bewust of onbewust wordt men geassocieerd met een bepaalde partij, strekking of groepering. Ookal is dit niet de bedoeling van de interventie, toch denk ik dat dit vaak zo overkomt als perceptie. In dit kader wou ik nog even een bemerking plaatsen bij de rol van staten ten opzichte van bijvoorbeeld NGO's. Zolang een NGO zijn onafhankelijkheid inzake discours kan behouden, heeft het toch geen belang als deze mede gefinancierd wordt door een overheid? Voor bepaalde landen is dit misschien een ideale manier om toch iets te betekenen op humanitair vlak. Als men niet de middelen (of de wil) heeft om zelf interventies te regelen, dan is deze manier toch een mooie oplossing? Ik wil dit natuurlijk niet idealiseren, want ik besef ook wel dat het gevaar bestaat dat een overheid zijn eigen discours op die manier kan proberen opdringen.

Concluderend besef ik zeker dat de meeste kritiek op hedendaagse humanitaire interventies meer dan terecht is. Alleen ijver ik graag voor een gezonde dosis aan realisme. Als vandaag de dag de aangehaalde methoden, de enige manier is om op humanitair iets te verwezenlijken, dan moet het maar zo. Ik promoot hier nu zeker niet een houding van 'je m'en fou', maar het is bijzonder moeilijk om er op korte termijn iets aan te veranderen. De uitspraak 'het doel heiligt de middelen' is zeker geen 100% waarheid of in ieder geval geen optimale gedragscode, maar lijkt me in dit geval toch de moeite waard om te onthouden.

Freek Van Loo